Te grote schuld
- “Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten; en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging aanliggen. En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. Toen de Farizeeër, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf: Indien deze [de] profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is. En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het. ‘Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben? Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven” (Lc.7:36-49).
Soms worden Christenen beladen met schuldgevoelens uit het verleden door een verkeerd of beperkt besef van vergeving. Bewust of onbewust leeft er dan de gedachte dat God niet alle schuld kan vergeven of dat ieder mens toch nog eerst een bepaald niveau van rechtvaardigheid moet behalen om volledige vergeving van zonden te verkrijgen bij God. God snijdt als het ware de korstjes van de boterham, maar het brood moeten wij toch nog zelf op te eten. Hoe oprecht en hoe serieus deze worsteling ook mag zijn, ze is gebaseerd op een leugen en een verkeerd besef van vergeving.
Simon de farizeeër was ook zulk een persoon die leefde met deze gedachten. Hij dacht door een bepaalde rechtvaardigheid na te leven minder vergeving nodig te hebben bij God dan andere zondaren. Jezus liet echter zien dat niemand in staat is door eigen werken zijn zondeschuld af te lossen (cf.Rom.3:10) door middel van een gelijkenis. In die gelijkenis sprak Hij over drie personages; de schuldeiser (God), schuldenaar met 50 schellingen schuld (Simon) en schuldenaar met 500 schellingen schuld (vrouw). Beide schuldenaars konden hun schuld niet betalen, waarmee Jezus aan Simon duidelijk wou maken dat ook hij met zijn ogenschijnlijke rechtvaardigheid schuldig stond voor God en nood had aan Zijn genade. De schuldeiser beslist om genade te verlenen door de schuld van beide schuldenaren op te heffen, dus de schuld kwijt te schelden. Jezus stelt daarbij de vraag aan Simon wie van de schuldenaars nu het meeste liefde zou hebben voor de schuldeiser. Simon kon daarbij niet anders dan toegeven dat de grootste schuldenaar het meeste liefde zou hebben voor de schuldeiser. Jezus liet hiermee het verband zien tussen liefde en genade. Hoe groter iemand zijn nood ziet aan genade, hoe groter zijn liefde zal zijn voor de Persoon die deze genade schenkt. Hij toonde dit ook aan door de liefdevolle daden van de vrouw te vergelijken met de ontvangst die Simon Hem had gegeven.
Wanneer iemand beladen wordt door grove zonden uit het verleden, berouw heeft van deze daden en vergeving vraagt aan de Vader, zal Hij deze ook met plezier schenken. Hij weet daarbij dat de mate van genade die Hij schenkt evenredig zal terugkeren in liefde en aanbidding voor Hem. Zie de grootte van je zonde dus niet als een belemmering om tot Hem te komen, maar eerder als een middel dat kan en mag gebruikt worden, in genade, om Hem evenredig dankbaar te zijn hiervoor.
Niet één persoon leeft rechtvaardig in de ogen van de Heer en iedereen heeft nood aan genade van God! De meest ogenschijnlijk rechtvaardige persoon hier op aarde zal zonder smeken om genade en vergeving niet tot de Heer kunnen komen, zo ook de meest verdorven zondaar.
Ons gebed mag zelfs zijn dat Hij onze overtredingen meer en meer onthult in ons leven zodat we meer en meer bewust worden van wat ons allemaal vergeven werd dankzij Christus. Hoe meer besef we hebben van onze zondige staat, hoe meer we zullen inzien wat de genade van God inhoud. Hoe meer we de genade van God zien in ons leven, hoe meer we Hem kunnen en zullen liefhebben. Hoe meer we Hem liefhebben, hoe meer we Hem zullen loven en prijzen. Hoe meer we Hem loven en prijzen, hoe meer Hij verheerlijkt wordt en is dat niet het doel van de mens? We mogen dus stellen dat een diep zondebesef Hem verheerlijkt.
Vergeving door geloof
- “En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven… Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!” (Lc.7:48,50).
- “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus” (Rom.5:1).
- “Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden” (Rom.10:1).
- “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn” (Rom.8:1).
- “Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; wie zal veroordelen? (Rom.8:33-34).
- “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Heb.11:1).
Hoe kan ik nu zeker weten dat mijn zonden vergeven zijn? Zijn er speciale tekenen die ik moet achterhalen? Zijn er bepaalde rituelen of sacramenten die mij de zekerheid kunnen geven dat mijn zonden vergeven zijn? Kan een bepaald gebed mij de garanties bieden? Moet ik hier speciale dingen voor doen? Neen, de Heer heeft in Zijn wijsheid het zo bepaald dat enkel het ‘geloof’ deze zekerheid geeft. Doorheen alle situaties en omstandigheden, gedachten en gevoelens kunnen we enkel geloven dat onze zonden vergeven zijn. Er is niets of niemand anders die jou de zekerheid kan geven. Het draait enkel en alleen om jouw persoonlijk geloof.
Daarom is het ook goed, wijs, zelfs noodzakelijk om je geloof te toetsen en na te gaan waar het op gebaseerd is. Vele mensen hun geloof is gebaseerd op vertelsels van mensen of op bepaalde gevoelens en verlangens. Helaas zijn dit allemaal luchtballonnen die vroeg of laat een voor een doorprikt worden. Wil dus iemand de zekerheid hebben dat zijn zonden zijn vergeven, kan dit niet buiten Gods Woord om. De Bijbel, Gods Woord is de enige objectieve maatstaf die wij van God hebben gekregen om ons geloof te toetsen aan de waarheid.
Praktisch betekent dit dat ik weet dat mijn zonden vergeven zijn omdat de Bijbel zegt dat eenieder die zijn vertrouwen op Jezus stelt als zijn persoonlijke Verlosser van de zonden en Hem erkent als Heer in zijn leven vergeving ontvangt (Rom.10:9). God zegt dit in Zijn Woord en ik vertrouw daarop, ik geloof dat. Vergeving van zonden wordt dus niet verkregen door ook maar iets van mezelf maar volledig dankzij Christus en in geloof.
Wanneer schuld uit het verleden blijft achtervolgen en je wordt ingefluisterd dat die zonden te groot zijn om vergeving te ontvangen, is het net dat geloof in Gods Woord dat ons bepaalt dat we vergeven staan voor de Vader en er niemand meer is die ons kan en zal veroordelen. Door dit geloof in het genoegzaam werk van Christus hebben wij vrede en mogen wij ook leven vanuit die vrede.
Meer dan vergeving
- “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem” (2Kor.5:21).
- “Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden (Rom.5:19).
- “Ik verblijd mij zeer in de HERE, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld” (Jes.61:10).
Ondanks dat we in dit gedeelte specifiek hebben stilgestaan bij vergeving, lijkt het mij noodzakelijk om nog een ander aspect van de verlossing die wij hebben in Christus toe te lichten, de rechtvaardigmaking. Het zou een genadevol geschenk zijn van God wanneer Hij enkel onze zonden zou vergeven en dus niet meer toerekenen aan ons. Het zou ons niet meer schuldig doen staan voor Hem. Maar daarbij zou het ons ook niet rechtvaardig doen staan voor Hem. Het zou ons (hypothetisch) neutrale mensen maken die nog steeds niet Zijn wet zouden hebben vervult, nog steeds geen gehoorzaamheid aan Hem hebben bewezen en dus nog geen recht hebben op de zegeningen die hieruit voortvloeien. God zou als het ware de straf die ons toekwam door onze ongehoorzaamheid aan Zijn opdracht kwijtschelden, maar de opdracht zou nog steeds onvervuld blijven.
God, die barmhartig is, ging in Zijn genade en liefde veel verder dan enkel onze zonden kwijt te schelden. Hij nam niet enkel de straf die wij hoorden te krijgen door onze ongehoorzaamheid weg, maar vervulde ook nog eens de opdracht die wij hoorden te doen, gehoorzaamheid aan Zijn wet. Hier staan we niet altijd evenveel bij stil, toch is dit iets dat we niet uit het oog mogen verliezen. Gods grootste liefde en zegeningen zitten niet in het feit dat onze zonden vergeven zijn, maar in het feit dat Hij ons als rechtvaardig ziet. De volgende afbeelding laat zien wat dit betekent voor de vergeven zondaar.
Waar komt deze rechtvaardigheid dan vandaan? Is dat een fictief iets? Neen, dit is de rechtvaardigheid die Jezus hier op aarde heeft volbracht. Jezus leefde hier ruim dertig jaar op aarde zonder ook maar een fractie van een seconde toe te geven aan de zonde, Hij doorstond alle beproevingen en verzoekingen volledig zoals God het voorschrijft in Zijn wet, volledig conform Gods wil (Heb.4:15). Over deze rechtvaardigheid spreken we.
Terwijl bij vergeving onze zonden werden gescheiden van ons en weggezonden, werd bij de rechtvaardigmaking Christus’ rechtvaardigheid aan ons gekoppeld (2Kor.5:21). Het is dus dankzij dit volledige en voltooide werk van Christus dat we mogen weten dat alle, werkelijk alle zondelast, van ons als Christenen is weggenomen en God de Vader ons voor altijd zal zien door de rechtvaardigheid van Zijn Zoon Christus. Véél werd ons vergeven, nog méér werd ons toegerekend!
[1] Overgenomen uit “Systematic Theology”, Wayne Grudem, p.725-726.