“En dit zeg ik: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten.” (2 Kor. 9:6)
Zoals Johannes Calvijn al lang geleden aanhaalde in zijn verklaring van dit kernvers: “We geven niet, maar zaaien” wanneer we een deel van ons budget reserveren voor het werk van de Heer. Op wonderlijke wijze wordt onze bijdrage door de Heer van de oogst aanschouwd als zaad dat gezaaid wordt in de grond van de harten van mensen.
Een regel van de oogst is dat hoe meer zaad er gezaaid wordt, hoe meer er achteraf geoogst kan worden. Iemand die karig is met zijn zaad, staat sowieso een magere oogst te wachten.
Natuurlijk heb je om een overvloedige oogst te hebben, meer nodig dan enkel een grote hoeveelheid zaad. Er is ook een vruchtbare grond nodig die goed voorbereid, bewaterd en gecultiveerd wordt. Het heeft geen zin om zomaar aan eender wie of aan gelijk welk doel geld te geven. Dat is net hetzelfde als het zaaien van kostbaar zaad langs de weg, op steenachtige grond of in een bodem vol dorens. We hebben de verantwoordelijkheid om daar te geven waar Gods Woord wordt geëerd – niet om zomaar te geven, maar om te geven met verantwoordelijkheidsbesef.
Ook al wordt een rijkelijke oogst beloofd, toch is het motief achter het geven ook van belang. De oogst bestaat uit zielen – niet uit goud! “God heeft een blijmoedige gever lief” – niet een voorwaardelijke gever (vs.7). Wanneer je geeft, geef dan in oprechtheid of eenvoud (Rom.12:8). Dikwijls geeft God financiële zegen aan een christen die anderen genade heeft bewezen in het ondersteunen van anderen, maar dat doet Hij zodat deze christen nog meer kan geven aan anderen en zo schatten kan verzamelen in de hemel. “Van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden” (Luk.12:48). “Zo dan”, zegt Paulus, “…wees zo ook in deze genadegave overvloedig” (2Kor.8:7).
Als laatst mogen we wanneer we geven, nooit vergeten dat Christus meer gegeven heeft: “Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden” (2Kor.8:9).