Zij vergelden mij kwaad voor goed (Psalm 35:12)
Ken jij zo van die mensen waarmee het voortdurend botst? Heb jij in je leefwereld mensen rondlopen waarmee het absoluut niet klikt? Ken jij mensen die God niet liefhebben, zelfs haten? Ken jij mensen die je liever niet te vaak tegenkomt?
David kende zo tal van mensen. Er liepen zelfs mensen rond die hem rauw lustten, misschien zelfs letterlijk. Hij was dan ook een grote koning met veel macht en rijkdom. Maar hij was niet zomaar één van de zovele koningen die de geschiedenis heeft gekend, hij was ook een “man naar Gods hart”. Hij was een man die zonde kende in zijn leven en erkende tegenover zijn heilige God (Psalm 32). Hij was een man die zijn kleinheid besefte tegenover de soevereine God (Psalm 33). Hij was een man die de Here te allen tijde wou prijzen en zijn rust vond bij de Here (Psalm 34). Hij was dus een kind van de Here waarvan God veel heeft doen neerschrijven in de Bijbel en wij dus veel kunnen leren.
Een van mijn grote grote werkstukken in mijn groei naar het beeld van Jezus is “liefde”. Hiermee bedoel ik niet dat dit één van mijn pronkstukken is, integendeel zelfs, het is één van de grote werkpunten van mij waarin ik nood heb aan Gods vormende en leidende hand. Theologie, dus het leren kennen van God doorheen de Bijbel, is een passie van mij. Iedere eigenschap van God die ik beter leer kennen, doet mijn ziel verkwikken en verlangen naar meer. Maar… “al ware het dat ik alles, wat er te weten is, wist, maar had de liefde niet, ik ware niets (1Kor.13:2)”. Mijn groei in kennis hoort dus hand in hand te gaan met mijn groei in liefde.
Liefde is een essentieel, noodzakelijk, element in je groei naar het beeld van Jezus. Liefde is ook een van de kenmerken waarin wij ons als broeders en zuster horen te onderscheiden (Joh.15:35). Dus onze liefde voor mekaar als kinderen van de Heer moet op zo’n manier tot uiting komen, dat ze opvalt in de maatschappij.
Toch is het liefhebben van je broeders en zusters, of vrienden niet de diepste uiting van liefde die we kunnen geven. Wil je werkelijk groeien in liefde, wil gevormd worden in het liefhebben… leer dan je vijanden liefhebben!
Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen. Slaat iemand u op uw wang, keer hem ook de andere toe, neemt iemand u uw mantel af, laat hem ook het hemd nemen. Vraagt iemand iets van u, geef het hem; neemt iemand het uwe, vraag het niet terug. En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun evenzo. En indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat hebt gij voor? Immers, ook de zondaars hebben lief, die hen liefhebben. Want indien gij goed doet aan wie u goed doen, wat hebt gij voor? Ook de zondaars doen dat. En indien gij leent aan hen, van wie gij hoopt iets te ontvangen, wat hebt gij voor? Ook zondaars lenen aan zondaars om evenveel terug te ontvangen. Neen, hebt uw vijanden lief, en doet hun goed en leent zonder op vergelding te hopen, en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen. (Luc.6:27-35)
Iedereen kan zijn vrienden liefhebben of iets goed doen voor een ander die hem ook goed doet. Deze dingen zijn zeker niet slecht, maar ze getuigen niet van de exclusieve liefde die enkel aanwezig is bij God en als gevolg hiervan ook in zijn kinderen. Jezus draagt ons op om Zijn liefde kenbaar te maken doordat wij onze vijanden leren liefhebben.
Als ik schrijf over het liefhebben van je vijanden, dus het goed doen aan personen die jou niet kunnen luchten. Het houden van mensen die je liever niet te vaak tegen komt. De persoon, waar jij dan aan denkt, de persoon die onmidellijk naar voren treedt in jouw gedachten, dat is de persoon die God jouw pad heeft laten kruisen om Zijn liefde in jou te laten groeien en naar buiten te laten treden. Dat is de persoon die God momenteel gebruikt als instrument van jouw heiliging!
Je kan nu misschien denken dat dit een streep te ver gaat. Dat hier onmogelijke dingen van je gevraagd worden… sta er dan eens bij stil wat er aan het kruis gebeurde en vooraf ging.
Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien God ons zo heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. (1Joh.4:9:11)
Onze liefde zit niet in het feit dat wij God liefhebben. Hem liefhebben is namelijk geen kunst, Hij is het waard om geliefd te zijn. Alles aan Hem is volmaakt en goed. Maar omgekeerd… dat Hij zijn Zoon gezonden heeft als verzoening van onze zonden, getuigt helemaal van ware liefde! Niemand op aarde was aan het wachten op een verlosser van zijn zonden, niemand! Integendeel zelfs, toen de Verlosser hier op aarde was, hebben allen Hem bespot en Hem gedood. Toch heeft God in al Zijn liefde, in Zijn alwetendheid, beslist om Zijn Zoon als offer voor velen op de aarde te laten leven en uiteindelijk te laten sterven, ondanks onze zondige vijandige houding naar Hem toe. Jezus heeft hier op aarde, als mens, een onberispelijk leven geleid en uiteindelijk de straf gedragen voor allen die Hem toebehoren, ondanks ons verdorven hart dat Hem niet zocht. De Heilige Geest zet het verlossende werk in al Gods kinderen voort, ondanks onze koppigheid en stijfheid in onze groei naar Zijn beeld. Daarin is de liefde, dat God ons op zó een manier heeft liefgehad en daarom behoren ook wij elkander, ook onze vijanden, lief te hebben.
Dat het liefhebben van je vijanden niet altijd even bevredigend is, getuigt David ook in Psalm 35…
Misdadige getuigen staan op, zij vragen mij naar wat ik niet weet, Zij vergelden mij kwaad voor goed; ik word van kinderen beroofd. Maar mij aangaande, toen zij ziek waren, was een rouwgewaad mijn kleed, ik verootmoedigde mij met vasten, en mijn gebed keerde in mijn boezem weder; Als gold het mijn vriend of mijn broeder, zo liep ik rond; in het zwart gaande als in rouw over een moeder, zo boog ik mij neder. Doch toen ik strompelde verheugden zij zich en liepen te hoop; vechtlustigen, mij onbekend, liepen tegen mij te hoop; zij lasterden zonder ophouden. (Psalm 35:11-15)
Misdadige getuigen staan op en leggen valse verklaringen af tegen David. Ze beroven hem en verheugen zich in zijn strompelen. Ze lasteren hem zonder ophouden… David echter was een meevoelend man en had hun steeds behandeld als een vriend of broeder, hij leed mee in hun ziekte, nam hun zorgen mee in gebed en deed hun goed. Maar alle goeds dat hij voor hun ooit deed, wordt hem vergeld met kwaad.
Toch zijn al zijn daden en gebeden niet vergeefs geweest. Het uiten van Gods liefde en gebed voor anderen gaat nooit verloren. Als het niet diegenen zegent voor wie het bedoeld is, zal het op zijn minst de schenker zegenen.
Hoe weinig gelovigen hebben tegenwoordig zo’n hart vol mededogen; en toch behoort er onder het Evangelie veel meer tedere liefde te zijn dan onder de wet. Als wij meer hartelijke liefde voor de mensheid hadden, en zorg om haar ontelbare kwalen, dan zouden wij veel bruikbaarder kunnen zijn; wij dienen beslist oneindig veel meer Christus-gelijk te zijn. Hij die het beste liefheeft, bidt ook het beste.
– C.H.Spurgeon –
Leer dus je vijanden lief te hebben, om vol medelijden te kijken naar de gevolgen van de zondeval in ieder mens. Heb en toon compassie naar hun zodat de bewogenheid van je hart mag getuigen van de exclusieve liefde die Christus jou geschonken heeft door Zijn offer. Vergeet zelf nooit uit welke diepte God jou heeft getrokken en hoe je dagelijks ontdekt hoe diep de zondige begeerten en verlangens verborgen zitten in je hart. Leer je vijanden lief te hebben omdat… God dat wil!