In Christus zijn we vrij
‘Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn’ — Paulus
Wat is vrijheid? Wanneer ben je echt vrij? Kan iemand echt vrij zijn of is vrijheid niets meer dan een illusie? Sta hier eens even bij stil. Geen vijf seconden, maar leun eens een aantal minuten achterover en denk eens na over vrijheid en wat daar volgens jou allemaal bij hoort. Als ik aan vrijheid denk, dan passeren in mijn gedachten woorden als zuurstof, ongebonden, keuzemogelijkheden en geen verplichtingen. Ook denk ik dan aan het tegenovergestelde ervan: slavernij, gebonden, voorgekauwd en opgelegd. Als je nu leest in Galaten 5:13 (NBG) dat je als christen bent ‘geroepen om vrij te zijn’, herken je jouw gedachten over vrijheid dan ook in je leven als christen? Of anders gezegd: Ervaar jij dat je vrij bent? Betekent die uitspraak van Paulus daadwerkelijk iets voor jou?
Misschien zijn dit wat verrassende vragen waar je nog niet eerder bij hebt stilgestaan. Wel, dan ben je in goed gezelschap. De voorbije weken werd ik tijdens het lezen van het boek Galaten meermaals gedwongen om stil te staan bij onze vrijheid in Christus. Ik schrijf bewust ‘gedwongen’ omdat ik geregeld geconfronteerd werd met hetgeen ik weliswaar wist over God en mijn verlossing, maar waarvan ik de impact ervan in de praktijk van mijn leven onderschatte. Opnieuw raakte ik in verwondering over onze rechtvaardiging door geloof en de vrijheid die daarbij komt kijken. ‘k Herinnerde me de uitspraak van Jezus in Mattheüs 11:28-30: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.’ Het evangelie is werkelijk een goed nieuws. Een bijzonder goed nieuws zelfs. De boodschap dat we in Jezus vergeven zijn, rechtvaardig verklaard én vrij.
In Christus heeft God ons onvoorwaardelijk lief
‘O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen.’ — Galaten 3:1
Als je de brief van Paulus aan de Galaten met een nederig hart leest, krijg je al gauw compassie met deze christenen. Het is makkelijk om tijdens het lezen geregeld het hoofd te schudden en met de vinger te wijzen, maar als je probeert naast hun te staan en hun gedachten en motieven te achterhalen zou je wel eens kunnen merken dat ze veel met je gemeen hebben. In heel de brief blijft Paulus hun aanspreken als broeders. Hij eindigt zelfs met de woorden: ‘De genade van onze Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen’ (6:18). Toen Paulus eerder bij hun was geweest, hadden ze het evangelie met grote bewogenheid aanvaard (3:1) en de Geest ontvangen (3:3). Paulus had toen te kampen met een bepaalde lichamelijke zwakheid die eerder afstotend was, en toch ontvingen ze hem ‘als een engel van God, ja, als Christus Jezus’ (4:13-14). Ze waren daarbij bereid om tot het uiterste te gaan om hem te helpen (4:15). We spreken hier dus niet over een groepje naamchristenen of lichtgelovigen. Naar mijn mening waren dit oprechte christenen die God liefhadden. Maar ze hadden zich laten strikken (5:7).
Wat was er gaande? Er was een subtiele gedachte met catastrofale gevolgen binnengeslopen. Waar het evangelie zegt dat we gerechtvaardigd zijn door geloof in Jezus Christus, werd er ‘en de besnijdenis’ bijgevoegd. Er werd een kleine daad toegevoegd om gerechtvaardigd te worden. Een evangelisatiepamflet kon bij hun de titel hebben: Jezus is de brug naar de Vader en de besnijdenis het middel om over die brug te gaan tot God. Deze verdraaiing bracht enige verwarring (1:7). Maar niet bij Paulus! Hij zag dat ‘de waarheid van het Evangelie’ (2:5) in gedrang kwam doordat er iets aan werd toegevoegd. Nu denk je misschien dat jij je nooit hierdoor zou laten misleiden. De besnijdenis op zich is dan ook een ver-van-ons-bed-show. Maar niet zo ver als je zou denken. De besnijdenis stond symbool voor de wet, de geboden die God gaf aan Zijn volk waarvan geschreven stond: ‘De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven’ (3:2,12). Ze meenden dus hun eeuwig leven te verkrijgen door hun geloof in Jezus én het houden van de wet. Om gered te worden moest je, volgens hun, Jezus volgen én je laten besnijden.
‘Pfff… wat een onzin’, denk je misschien. ‘Je moet wel heel weinig van het evangelie hebben begrepen om je daardoor te laten strikken.’ Denk je dat? Hoe kijk jij bijvoorbeeld naar de doop? Moet je gedoopt worden om gered te zijn? De discussie over de plaats van de doop is eigenlijk een eigentijdse variant op de discussie die onder de Galaten gaande was. Ben je gerechtvaardigd door geloof alleen, of moet er ook een daad aan toegevoegd worden. Wij weten dat de doop niets meer of minder is dan een eerste daad van gehoorzaamheid die een jonge christen doet nadat hij heeft besloten Jezus in geloof te volgen. Maar de verstrikking kan nog subtieler. Hoeveel moet je als christen doen om Gods liefde te behouden? We weten dat God zoveel van ons hield dat Hij Zijn Zoon zond opdat wij eeuwig leven zouden hebben (Joh.3:16). Maar eenmaal we op weg zijn, verliezen we makkelijk uit het oog dat Gods liefde naar ons onvoorwaardelijk was en blijft. ‘Toen wij vijanden waren’, werden we al ‘met God verzoend’ (Rom.5:10). God koos ervoor om ons lief te hebben. Nu kan niets ons nog scheiden ‘van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere’ (Rom.8:38-39). Zo makkelijk komen stilaan gedachten erbij als ‘ik mag geen zonde meer doen, anders houdt God niet meer van mij’, ‘ik moet goede werken blijven doen anders heeft Jezus me niet meer lief’, ‘ik moet meer in de Bijbel gaan lezen anders heeft God me minder graag’, ‘Ik moet…’. Allemaal doe-dingen waarvan je dan stilaan bent gaan denken dat ze noodzakelijk zijn om Gods liefde te garanderen en je positie voor God goed te houden. En dat is exact hetgeen waarmee de Galaten zich ook hadden laten strikken. Ze gehoorzaamden de wet om gerechtvaardigd te worden en te blijven. Of anders gezegd ze deden bepaalde dingen om de liefde van God te winnen.
In Christus rest ons enkel genade
‘Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft, en laat u niet weer met een juk van slavernij belasten.’ — Galaten 5:1
Wanneer je op die manier gaat denken en leven, leg je eigenlijk terug ‘een juk van slavernij’ op je schouders. Je gaat dan je christen-zijn meten aan het aantal dingen die je voor Hem doet of de uren dat je in de Bijbel leest. Je gaat je goed voelen als je veel hebt gepresteerd en slecht als je een dag achter de rug hebt waarin je plannen moeizaam vorm kregen of helemaal in het water vielen. Je gaat jezelf telkens opnieuw opleggen meer te moeten doen voor de Heer. Laat dat nu net zijn waar je niet toe geroepen bent. Je bent geroepen om vrij te zijn! Vrij in Christus. ‘Heb God lief en doe voor de rest wat je wil’ is een uitspraak die ik een doorwinterde broeder eens hoorde zeggen. Op dat moment deed me dit als jonge christen de wenkbrauwen fronsen. ‘Ik moet toch ook wel gehoorzaam zijn en me houden aan bepaalde wetten, of ik dat nu wil of niet’, dacht ik bij mezelf. En daar zit nu net het verschil in vrijheid en slavernij. Jezus’ juk is zacht en Zijn last is licht. Hij vraagt eigenlijk maar om één iets: ‘Geloof in Mij en vertrouw Mij je leven toe’ (2:20). Door je geloof in Hem werd je gerechtvaardigd en blijf je ook rechtvaardig voor God staan. Eender wat er verder gebeurt, door je geloof in Jezus blijf je gerechtvaardigd staan voor God. Je mag flateren en blunderen in de opvoeding van je kinderen, toch sta je door geloof gerechtvaardigd voor God. Je mag dagen, zelfs weken je Bijbel niet hebben opengedaan, toch sta je nog steeds door geloof gerechtvaardigd voor God. Je mag zelfs eens grove zonde hebben begaan, dan nog staat je rechtvaardiging vast door geloof in Christus. Gaan deze uitspraken je makkelijk af of wringen ze toch hier en daar? Liggen de opmerkingen die beginnen met ‘ja maar’ al op je tong? Wel, dan begrijp je al iets meer van de worsteling die de Galaten doormaakten. Het is zo belangrijk om de genade, die onverdiende liefde waarmee je gered bent, steeds voor ogen te houden en daaraan vast te houden. ‘Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft.’ Maar echt vast! In Openbaring 2:1-7 komen we een brief tegen van Jezus aan de gemeente in Efeze. Deze gemeente stond bekend om hun inspanning, volharding en zuiverheid van leer. Eigenlijk een gemeente die een heilige wandel zeer hoog achtte. Toch vermaant Jezus hun sterk om terug te keren naar hun ‘eerste liefde’, zich te ‘bekeren’ en weer ‘de eerste werken’ te gaan doen. Ik neig hierbij te denken dat deze gemeente de genade en vrijheid waarmee ze vaststond in Christus uit het oog was verloren. Doe dit en je mist je ‘eerste liefde’, de liefde waarmee Jezus ons liefhad toen wij nog vijanden waren en die ons deed verwonderen.
In Christus wordt ons leven een avontuur
‘Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven, terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus.’ —Titus 2:11-13
Wil ik hiermee aangeven dat we als christenen er maar op los kunnen leven? Absoluut niet, we zijn niet geroepen tot een leven vol zonde. Maar als je ernaar verlangt om ‘de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven’, moet je vooral begrijpen hoe alomvattend Gods ‘zaligmakende genade’ is. Als Gods liefde naar ons zo ver kon gaan, dat Hij Zijn Zoon liet vernederen en doden voor mensen die eigenlijk als vijanden naar Hem leefden, dan staat Zijn liefde los van mijn doen en laten. Als je beseft dat Hij er bewust voor koos om lief te hebben, dan ga je beseffen dat je verlossing volledig een werk van God is dat je enkel kunt aannemen in geloof. En ga je inzien dat je enkel gerechtvaardigd voor God kunt staan door het werk van Christus, dus niet door iets goeds van jezelf. Dat geeft je dan een volledige gewetensvrijheid die je echt vrij maakt. Dat bewerkt dan ook een vrijmoedigheid om in genade te zoeken naar hoe je God en je naasten kunt liefhebben, waarmee je dan in diezelfde genade Gods wet vervult (Gal.5:14). In de plaats van voortdurend te zoeken naar wat wel of niet mag als christen om zo een heilig leven te leiden, lijkt de Heere in Zijn Woord eerder de nadruk te leggen op het belang van je te verdiepen in Hem en Zijn genade. Hoe meer je doorheen gebed Gods liefde en genade naar jou overdenkt, hoe meer je in verwondering raakt. Een verwondering die je liefde voor God en je medemens doet toenemen. Een liefde die je doet zoeken naar hetgeen dat God verblijdt. Een avontuur dat je in vrijheid onderneemt en je in voortdurende dankbaarheid naar Christus brengt. En wanneer je dan toch eens de bal misslaat, faalt of struikelt, dan sta je weer op in genade, herinner je jezelf dat Gods liefde naar jou onveranderd is en dat je in geloof nog steeds gerechtvaardigd voor God kan staan, en ga je weer verder met Hem. Dàt is ware vrijheid die ons doet wandelen in de Geest en vrucht laat dragen!