Ben ik een ware christen? Heb ik een echt geloof? Vragen die iedereen die zich christen noemt zo nu en dan eens mag stellen. Beter zelfs een keer te veel, dan te weinig want er is geen zieliger einde dan voor hen die met een valse hoop door het leven gaan. Zij die op een dag het Koninkrijk der hemelen zullen willen binnengaan, maar de woorden ‘Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij’ rechtstreeks uit Jezus’ mond zullen horen (cf.Mat.7:22). Voor de wereld zijn Europa en Amerika christelijke continenten waar het bulkt van christenen, terwijl Jezus de poort naar Zijn Koninkrijk nauw noemt en de weg ernaartoe smal ‘en weinigen zijn er die hem vinden’ (Mat.7:14). Het kan dus niet anders dan dat er meer mensen zijn die zich christen noemen dan dat er werkelijk christenen zijn (cf.Hand.20:29-31; 1Joh.2.18-19; Heb.6:4).
Onlangs kwam ik een schrijven tegen van William Guthrie, een Schots puriteins predikant uit de 17de eeuw. Hierin somde hij een vijftal eigenschappen op die een ware christen en een naamchristen (hypocriet) gemeen kunnen hebben:
Een hypocriet kan volledig geraakt zijn door het Evangelie. Hij kan een grote kennis van God vergaren (Heb.6:4) en grote gevoelens koesteren voor Christus (Mat.13:20). Hij kan zelfs drastische veranderingen in zijn leven ervaren, net als de Farizeeën die baden ‘O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen:rovers, onrechtvaardigen, overspelers’ (Luk.18:11).
Een hypocriet kan als een gelovige naar anderen kijken. Mogelijk spreekt hij over de Wet en het Evangelie (Ps.50:16), belijdt hij zijn zonden vol schaamte (1Sam.26:21) en kleedt hij zich nederig in een rouwgewaad (1Kon.21:27). Het kan zelfs zijn dat hij zorgzaam nagaat wat zijn plichten zijn en zoekt hoe hij deze kan vervullen (Jes.58:2), hierin volhard in moeilijke tijden, zijn bezittingen schenkt aan God en de gemeente, of zelfs bereid is zijn lichaam op te offeren (1Kor.13:3).
Een hypocriet kan veel van Gods algemene genade doorzien. Hij kan diep overtuigd raken van zonde, net zoals Judas (Mat.27:3-5). Hij mag bevreesd worden door Gods Woord, net als Felix (Hand.24:25), zich verheugen in de waarheid (Mat.13:20) en veel van de hemelse gave geproefd hebben (Heb.6:4).
Een hypocriet kan kenmerken vertonen die erg lijken op de verlossende genade van de Heilige Geest. Hij kan een geloof hebben, net als Simon de tovenaar die ‘geloofde zelf ook’ (Hand.8:13), maar achteraf toonde hij een valse bekeerling te zijn. Hij kan een duidelijk zichtbaar berouw vertonen dat sterk lijkt op echt berouw (Mal.3:14). Hij kan in grote en sterke mate een vrees voor God hebben, net als Bileam (Num.22:18). Hij mag leven uit een bepaalde hoop (Job.8:13). De hypocriet kan zelf een bepaalde mate van liefde hebben, net als Herodes had voor Johannes (Mark.6:26).
Een hypocriet kan zelfs grootse en machtige werken van God hebben ervaren. Hij kan ‘de hemelse gave geproefd hebben en deelgenoot zijn geworden van de Heilige Geest’ en ‘het goede Woord van God’ en ‘de krachten van de komende wereld’ geproefd hebben (Heb.6:4).
Deze opsomming stemde mij tot nadenken, want dit zijn allemaal kenmerken waarbij we, als wij ze bij iemand opmerken, al gauw zouden concluderen dat we te maken hebben met een oprechte gelovige. Toch blijkt dat deze kenmerken niet de garantie vormen dat we met een ware christen te maken hebben. Wat zijn dan de kenmerken van een ware gelovige? Hoe kan een oprechte bekering onderscheiden worden van een valse? Dit is geen eenvoudige queeste omdat ze zich richt op het hart (cf.Spr.4:23). Om ons in deze zoektocht op weg te helpen somde Guthrie ook eigenschappen op die uniek zijn aan een ware christen. Vijf kenmerken van een ware gelovige die een hypocriet zich niet kan toeëigenen:
Het hart van de ware gelovige is voorgoed veranderd. In Jeremia 32:19 zegt de Heer: ‘Ik zal hun één hart en één weg geven om Mij te vrezen.’ De ware aard van de hypocriet, hun natuur, kan nooit veranderen. Hypocrieten willen Christus voor het goede dat Hij hun kan doen in deze wereld. Maar het hart van een ware gelovige houdt van Christus als de alles bevredigende schat voor dit leven en het leven hierna.
De veranderingen in het leven van de ware gelovige vloeien voort uit een hart dat Christus liefheeft. Hypocrieten kunnen hun uiterlijke gedragingen oppoetsen om gezien te worden door anderen, om de aanklagen van hun geweten te sussen of om zich te beschermen van de gevolgen van hun zonden. Maar de ware gelovige houdt van Christus en onderhoudt Zijn geboden omwille van Hem, om Hem te dienen, om Hem te kennen en Zijn Naam te verheerlijken (Ps.119:6).
Een ware gelovige zoekt Gods koninkrijk boven alles. Dit is het enige noodzakelijke: Christus’ vriendschap en fellowship. Maar dat zal nooit de ‘enige’ en diep bevredigende keuze zijn van de hypocriet. De ware gelovige verlangt daarentegen dat dit ‘goede deel’ niet ‘zal worden afgenomen’ van hem (Luk.10:42).
Een ware gelovige onderwerpt zich aan Gods rechtvaardigheid. Hij zoekt geen hoop in zichzelf of zijn eigen rechtvaardigheid en vertrouwt zijn aanvaarding voor God volledig toe aan de rechtvaardigheid van Christus. De ware gelovige schuilt in Christus en Hem alleen als zijn Verlosser. Hypocrieten doen dit niet (Rom.10:3). Zij vertrouwen in zekere zin op hun eigen rechtvaardigheid.
Een ware gelovige heeft de drie grote benodigdheden om Christus te volgen. Als eerst is hij gebroken van hart (cf.Ps.51:19; Luk.4:18) en wordt hij misselijk van zijn eigen rechtvaardigheid (Luk.19:10). Ten tweede ziet hij Jezus Christus als de enige schat en parel die rijk maakt en voldoening schenkt (Mat.13:44). Als derde neemt hij Jezus’ juk stevig op hem en draagt hij Zijn last zonder enige uitzondering (Mat.11:29-30). Een hypocriet heeft geen van allen.
Het toetsen van je geloof a.d.h.v. zulk een onderzoek kan best wel confronterend en pijnlijk zijn. Niemand komt hier heelhuids vanaf en iedereen die ietwat eerlijk is moet erkennen dat hij of zij op z’n minst kenmerken vertoont van een hypocriet. Heel begrijpelijk zeggen sommigen dan ook dat alle christenen hypocriet zijn. Een christen doet namelijk minder dan dat hij zou moeten doen, en meer dan wat hij zou mogen doen (cf.Rom.7:14-24). Maar toch is het vanuit die positie dat hetgeen in hart leeft het meest duidelijk naar voren kan komen. Lukt het je al gauw om een uitvlucht te formuleren die je hypocrisie verantwoordt of doe je onmiddellijk beroep op ‘verzachtende omstandigheden’ met ‘ja maar… ‘? Dan mag je terecht vragen stellen bij de echtheid van je geloof. Maar als het overdenken van deze kenmerken je hart open legt en beschaamd maakt om jezelf. Als het je meer en meer doet beseffen dat er niet is in je leven dat je kan rechtvaardigen voor God en als je daarbij duidelijk voor ogen ziet dat enkel Jezus Christus je hoop kan geven, bevind je jezelf in goed gezelschap. Het zijn net die mensen die Jezus op het oog had toen Hij zei: ‘Ik wil barmhartigheid en geen offer; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars’ (Mat. 9:13).
‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent,
en Ik zal u rust geven.
Neem Mijn juk op u,
en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart;
en u zult rust vinden voor uw ziel;
want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht’
(~Jezus)
Soli Deo Gloria