‘Mijn kerk kan mij niet redden en jouw kerk kan jou niet redden. Dit komt doordat geen enkele kerk voor ons stierf. Geen paus, geen bisschop, geen voorganger, geen evangelist kan ons redden omdat niemand van hen voor ons stierf. Maar hier is de naam van Degene die wel voor ons stierf. Het is JEZUS! JEZUS! JEZUS! JEZUS! Enkel Jezus redt!’
(~ Reinhard Bonnke)
Evangelist Reinhard Bonnke had het niet beter kunnen verwoorden: Er is enkel verlossing door het offer van Jezus Christus! ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij’, waren de woorden van Jezus zelf (Joh.14:6). De mensen kunnen talloze manieren bedenken en religies ontwikkelen, maar niet één daarvan kan een ziel bevrijden van haar zondige natuur en bijhorende zondeschuld. Bovenstaande citaat is dus volledig waar. Maar…
Helaas wordt een deel van dit citaat vaak ook uit haar context gehaald door enkel de eerste zin sterk te benadrukken: ‘Mijn kerk kan mij niet redden en jouw kerk kan jou niet redden.’ Waarin schuilt hier het gevaar? In het willen benadrukken dat de kerk, zoals we die al 2000 jaar kennen, een door mensen bedachte institutie is en dat het tijd wordt dat de mensen gaan beseffen dat het allemaal draait om een persoonlijke relatie met Jezus. Een individueel zoeken naar Gods wil, een persoonlijke wandel met de Heer, het beleven van een unieke ervaring. Hoezeer dit alles in zekere zin ook waar is, schuilt er toch een gevaarlijke leugen achter. Namelijk het onderwaarderen tot zelfs het willen uitsluiten van de kerk zoals de Bijbel deze omschrijft. De tegenwoordige gelovigen zijn het niet meer altijd eens met de formule die Gods Woord weergeeft als het om de kerk of gemeente gaat. Vele gelovigen komen niet meer graag op regelmatige tijdstippen samen (Heb.10:25). Vele gelovigen willen hun niet onderwerpen aan het gezag van oudsten (Heb.12:17). Vele gelovigen willen niet terechtgewezen worden door een andere gelovige wanneer ze zondigen (Mat.18:15). Vele gelovigen willen zelfs niet spreken over hun relatie met de Heer (1Pet.3:15). Als verdedigingswapen wordt dan ook makkelijk gegrepen naar bovenstaand citaat: ‘Mijn kerk kan mij niet redden en jouw kerk kan jou niet redden’ en wijzen ze vooral op de persoonlijke exclusieve aard van hun geloof waarin enkel Jezus kan redden. Geloof is voor hun iets ‘mystieks’ tussen hun en God, iets waar niemand anders zich mee hoort te moeien. De kerk wordt voor hun hieraan ondergeschikt geacht, in vele gevallen zelfs gezien als een struikelblok voor hun geloofsgroei. ‘De kerk kan toch niets doen, enkel Jezus!’
Ondanks dat ik deze reactie voor een stuk wel begrijp, er zijn namelijk vele kerkgangers die zich behouden voelen omdat ze bij een kerkgenootschap horen, wil ik toch even kort stilstaan bij de waarde die de kerk heeft. De regelmatige bijeenkomst van gelovigen die Christus willen aanbidden. Ja, het draait allemaal om Jezus, maar, diezelfde Jezus heeft zich onlosmakelijk verbonden met de kerk! Hij heeft zichzelf voor de gemeente (de kerk) overgegeven.
‘Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven.’
(Ef.5:25; Gal.1:4)
Jezus Christus voedt en koestert de kerk.
‘Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de gemeente.’
(Ef.5:29)
De gemeente is Jezus’ lichaam. Het belichaamt Jezus hier op aarde. Anders gezegd, de gemeente doet momenteel het werk van Christus, ze vertegenwoordigt Jezus Christus.
‘Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden.’
(1Kor.12:27; Ef.5:30; Rom.12:5)
Inderdaad, enkel Jezus redt, maar… wie kan zeggen dat hij of zij Jezus heeft leren kennen zonder de getuigenis van een andere Christen eerst te hebben gehoord?
‘Hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt? … Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.’
(Rom.10:14,17)
Die bijzondere Jezus, die een exclusieve, intieme en persoonlijke relatie onderhoudt met iedere christen, heeft Zichzelf verbonden met de kerk. Zijn liefde, Zijn bescherming en Zijn zegen geeft Hij bovenal doorheen de kerk. Doorheen de gemeenschap van de heiligen. In Zijn lichaam voorziet Hij alle leden, alle gelovigen, van bepaalde genadegaven.
‘Maar nu heeft God de leden, elk van hen afzonderlijk, in het lichaam een plaats gegeven zoals Hij gewild heeft.’
(1Kor.12:18).
Hij gaf in de gemeente verscheidenheid van gaven, talenten en bekwaamheden zodat alle gelovigen de juiste zorg konden krijgen.
‘God heeft het lichaam (de gemeente) zo samengesteld, dat … de leden voor elkaar gelijke zorg zouden dragen.’
(1Kor.12:24-25)
God heeft de gemeente, de kerk, voorzien van het nodige om Zijn liefde, Zijn zorg en Zijn barmhartigheid vorm te geven.
‘Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft.’
(1Pet.4:10)
Het stellen dat de kerk dus niemand redt is dus in zekere zin iets te kort door de bocht, omdat Jezus er zelf voor heeft gekozen om doorheen de kerk te werken. Wanneer een gelovige ervoor kiest om zich los te scheuren van de lokale gemeente en een alleenstaande gelovige te worden, ontzegt hij of zij hierbij dus de grootste zegen die de Heer hem, op deze aarde, wil geven, namelijk de gemeenschap met Christus doorheen Zijn gemeente. Hij stelt zichzelf kwetsbaar op voor allerlei dwalingen en invloeden en geeft zichzelf eigenlijk over ‘aan de satan, tot verderf van het vlees’ (cf.5:5; 1Tim.1:20).
Zelfs het Oude Testament maakte duidelijk hoe rijk ‘de gemeenschap van de heiligen’ was, omdat God daar Zijn zegen eropuit stuurt!
‘Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen... Want daar gebiedt de HEERE de zegen en het leven tot in eeuwigheid.’
(Psalm 133:1,3)
Daarom benadruk ik liever niet dat mijn kerk mij niet kan redden, maar zeg ik eerder dat Christus mij redt en behoudt doorheen Zijn kerk.
Soli Deo Gloria