Kinderen zijn van ontzettende waarde en enorm geliefd in onze cultuur. Waar er ooit een tijd is geweest dat de kinderen eerder een aanhangsel waren van de maatschappij, hebben ze nu een centrale plaats gekregen. Dit uit zich in de vele speeltuinen, de talloze kinderboeken en de kindvriendelijke omgevingen die gecreëerd worden. Mogelijk is er nog nooit zoveel aandacht geschonken aan kinderen dan nu het geval is. Als ouders zijn we dan ook erg begaan met onze kinderen en geven we hun graag het allerbeste. Dit brengt met zich mee dat we geregeld keuzes moeten maken. Eén van die keuzegebieden is het onderwijs aan hun. Mag ik mijn kind naar een openbare school sturen of moet het een christelijke school zijn? Is een school enigszins een optie of is thuisonderwijs de enige juiste weg? Dit is een kwestie waarover er onder de christenen veel discussie bestaat en waarbij het taalgebruik soms erg eenzijdig en veroordelend overkomt. Mijn vrouw en ik hebben ons uitgebreid verdiept in dit onderwerp en Gods wil gezocht door het onderzoeken van Zijn Woord. Het gaat uiteindelijk om het welzijn van je kind(eren) en niet om persoonlijke voorkeuren. Doorheen dit alles is ons één basisprincipe duidelijk geworden: kinderen moeten christelijk onderwijs krijgen.
Kleine mensen met een doel
We staan er niet altijd bij stil en verliezen het makkelijk uit het oog, maar kinderen zijn kleine mensen. Dat wil zeggen dat ze om dezelfde reden als alle andere mensen hier op aarde leven. De mens loopt namelijk niet zonder reden hier op aarde.
En God zei:Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.’ [i]
God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis en kroonde hem met eer en glorie.[ii] Daarna keek God naar Zijn schepping en zag dat het zéér goed was.[iii] In de Oud Testamentische tijd lieten heersers geregeld beelden van zichzelf optrekken in de gebieden waarover ze regeerden. Zo’n beeld gaf dan weer dat deze persoon aanspraak maakte op het gezag en de heerschappij over dat gebied. Toen de farao Ramses II bijvoorbeeld in de 13de eeuw v.C. zijn beeld liet uithouwen in een rots aan de voet van de berg Nahr-el-kelb, betekende dit beeld dat hij de heerser was over dit gebied.[iv] In overeenkomst hiermee is de mens geplaatst in de schepping als Gods beeld. Wij zijn hier op aarde om God te weerspiegelen en Hem te vertegenwoordigen. Daarom zei God tegen de mens: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar’. De eerste man en vrouw kregen de opdracht om zich voort te planten zodat de hele aarde bevolkt zou worden met beelddragers van God die de aarde besturen en regeren.[v] Hierdoor werd dan over de gehele aarde kenbaar gemaakt dat God aanspraak maakt op het gezag en de heerschappij van de aarde en al haar bewoners.[vi] Kinderen zijn als kleine mensen geschapen voor hetzelfde doel: God hier op aarde weerspiegelen en vertegenwoordigen.
Jong geleerd is oud gedaan
Elke generatie staat op de schouders van de vorige. Hoe een generatie denkt en functioneert wordt dan ook voor een groot deel gevormd door het onderwijs dat aan hen gegeven wordt. ‘Oefen de jongeman overeenkomstig zijn levensweg, ook als hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken’, schreef de wijze Salomo.[vii] Goed onderwijs is dan ook van cruciaal belang. Maar wat is goed onderwijs? Om hierop te kunnen antwoorden moeten we ons even Gods doel met de mens herinneren: het weerspiegelen en vertegenwoordigen van God hier op aarde. Hoe meer het onderwijs ertoe bijdraagt dat (kleine) mensen groeien in de kennis, vaardigheden en houdingen die hun in staat stellen om God nog meer te verheerlijken en zich in Hem te verheugen, hoe beter het genoemd mag worden.
Meer dan enkel godsdienstlessen
Christelijk onderwijs is het beste onderwijs om de kinderen te bekwamen om hun hoofddoel te vervullen. Hierbij wil ik niet zeggen dat een christelijke school de beste of enige mogelijkheid is om dit onderwijs te geven. Zelfs een openbare school kan in sommige gevallen en voor bepaalde doeleinden te overwegen zijn. Christelijk onderwijs beperkt zich namelijk niet tot het eenvoudigweg toevoegen van godsdienstlessen aan een curriculum. In het onderwijzen van onze kinderen moeten we in elk facet gericht zijn op God. Het is een levenswijze waarbij de kinderen in alles en voortdurend gericht worden op Hem.[viii] Zo krijgen ze een breder en dieper inzicht in God en heel Zijn schepping. Dit begint met de kinderen op Christus te richten, daar ligt hun grootste en enige ware nood. Want enkel in en door Christus worden de kinderen weer in staat gesteld Gods beeld te weerspiegelen.[ix] Maar dat is niet het enige! Daarnaast moeten ze ook voortdurend gemotiveerd worden om te groeien in een bredere kennis van wat waar is. Iedere academische discipline en iedere vaardigheid bevat namelijk elementen en dimensies die de kinderen in staat stellen om het karakter en het werk van God beter te gaan doorgronden.
Zo is bijvoorbeeld de schepping gemaakt om te getuigen van Gods ‘eeuwige kracht en Goddelijkheid.’[x] Vakken als natuurkunde en fysica horen de kinderen dan in diep ontzag te brengen voor de onmetelijkheid, verscheidenheid en complexiteit van het universum dat door Gods Woord is ontstaan. De geschiedenis van de mensheid geeft weer hoe ‘de Koning der eeuwen’[xi] alle gebeurtenissen dirigeert om Zijn plan te volbrengen.[xii] Maar ook creatieve vakken als kunst en muziek wijzen naar ‘de liefelijkheid van de HEERE’[xiii], de Schepper van al het mooie. Dit hele proces van onderwijzen en vaardigheden bijbrengen, en de kinderen daarbij in en door Christus richten op God, hoort bij het christelijk onderwijs. Het is een onderwijs dat van start gaat bij het ontwaken in de ochtend en pas eindigt bij het slapen gaan. Dit hele traject hoort bij het onderwijs en mag christelijk genoemd worden als het ertoe bijdraagt dat de kinderen God zullen verheerlijken en zich in Hem zullen verheugen.
Een grote verantwoordelijkheid
Hoe dit onderwijs praktisch vorm hoort te krijgen is niet voor alle ouders hetzelfde. Iedere gezinssituatie is uniek. Het basisprincipe blijft wel gelijk: het onderwijs van de kinderen is de verantwoordelijkheid van de ouders. ‘Vaders … voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere.’[xiv] Het zijn de ouders die ervoor horen te zorgen dat hun kind uiteindelijk christelijk onderwijs krijgt.
Toen mijn vrouw en ik beslisten om thuisonderwijs te geven, gaven sommigen aan dat ze zelf niet zo’n grote verantwoordelijkheid op zich zouden durven nemen. Maar onze verantwoordelijkheid werd niet groter door deze keuze. Enkel de wijze waarop we onze verantwoordelijkheid invulling gaven veranderde. Of ouders er nu voor kiezen om het onderwijs van hun kinderen zelf vorm te geven of het (gedeeltelijk) toevertrouwen aan een al dan niet christelijke school, ze blijven de eindverantwoordelijken. In beide situaties zullen de ouders moeten nagaan hoe ze de kinderen in alle onderwijsgebieden kunnen richten op God en hun opdracht om die God te verheerlijken. En hiervoor kunnen ze eventueel de hulp inroepen van anderen.
Een grote invloed
Maar niet alle hulp is welkom! Degenen die de kinderen onderwijzen hebben een erg grote invloed op hun denkwijze.
‘Een leerling staat niet boven zijn leermeester; pas als iemand zich alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn leermeester.’[xv]
Hoe beter de kinderen opletten tijdens de les, hoe meer ze in staat zullen zijn om zich de leerstof eigen te maken, hoe groter de kans bestaat dat ze op dat gebied zullen worden als hun leraar. Zie er dan ook op toe dat de kinderen zich niets eigen maken dat hun niet doet groeien in de vreze des HEEREN. Ga niet enkel na welke leerstof ze krijgen, maar ook wie hun deze leerstof onderwijst. Wanneer iemand bij ons zou aanbellen en naar de sleutels van de auto zou vragen, zouden we geen genoegen nemen met een bewijs dat aantoont dat deze persoon kan rijden. We zouden meer willen weten over het karakter en de achtergrond van deze persoon. Hoeveel meer waarde hebben onze kinderen! Vertrouw het onderwijs van hun dan ook niet toe aan eender welke leraar die een geschikt diploma kan voorleggen. Zij zullen tenslotte erg veel tijd doorbrengen met je kind(eren) en dat heeft een bepaalde invloed op hun karakter. ‘Dwaal niet: slecht gezelschap bederft goede zeden’, schreef Paulus.[xvi]
Zo kunnen sommige ouders ervoor kiezen om hun kinderen naar een bepaalde school te sturen om daar een bredere en diepere kennis te vergaren van academische vakken of praktische vaardigheden. Maar daarbij horen deze ouders voortdurend na te gaan of deze vergaarde kennis en vaardigheden hun kinderen doet groeien naar een dieper ontzag voor God. Een actieve betrokkenheid bij wat er geleerd wordt en hoe het kind die informatie verwerkt blijft dus enorm belangrijk. Het geeft de ouders de mogelijkheid om het geleerde (en wat er buiten lesuren om besproken wordt) elke keer weer in het licht van de Bijbel te bekijken en hier en daar wat aan te vullen of bij te sturen.
Om over na te denken
De HEERE sprak tot Hosea: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis.’[xvii] Met diezelfde woorden kunnen we stellen dat onze kinderen een tevergeefs leven zullen leiden als ze geen christelijk onderwijs krijgen. Een onderwijs dat de kinderen richt naar Jezus als Heer en Verlosser en daarbij in alle levensgebieden hun gedachten tracht te vormen of te vernieuwen zodat ze ‘ kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God’ is.[xviii] De kinderen horen te leren wat hun doel als mens is en hoe ze dit doel kunnen vervullen. Dit is een recht van alle kinderen, een plicht van iedere ouder. Op welke wijze neemt u als ouder deze verantwoordelijkheid voor het onderwijs van uw kinderen op u?
Gepubliceerd in Magazine Bijbel & Onderwijs, maart 2016
[i] Genesis 1:26-27[ii] Psalm 8:6[iii] Genesis 1:31[iv] A.J.Köstenberger, ‘God, huwelijk en gezin – Het Bijbels fundament’, Voorhoeve-Kampen, 2008, p.25-26[v] cf.Genesis 5:3[vi] A.J.Köstenberger, ‘God, huwelijk en gezin – Het Bijbels fundament’, Voorhoeve-Kampen, 2008, p.25-26[vii] Spreuken 22:6[viii] Cf. Deuteronomium 6:6-9[ix] Kolossenzen 3:10[x] Romeinen 1:20; Psalm 19:1[xi] 1Timotheüs 1:17[xii] Cf. Efeze 1:11[xiii] Psalm 27:4[xiv] Efeze 6:4[xv] Lukas 6:40, NBV[xvi] 1Korinthe 15:33[xvii] Hosea 4:6, NBG[xviii] Romeinen 12:2